Heterdaad

Met de planning van het hotel begon het al.
Linda en ik kennen elkaar net een paar maanden en wilden eindelijk eens een weekendje samen zijn. Zonder familie, vrienden of andere verplichtingen. Ik had afspraken afgezegd en verzet en zij had haar hotelverblijf een nachtje verlengd.
“Heb je ook nagevraagd wat mijn nacht in jouw kamer kost?” vroeg ik haar.
“Nee, vergeten. Denk je dat het nodig is?”
“Normaal geef je bij een boeking aan hoeveel mensen overnachten. Dus ja, ik denk het wel.”
Ze keek me met een glimlach een beetje schuin aan en vroeg: “En als je nou eens het hotel inloopt en gewoon doorloopt naar mijn kamer?”
Ik keek haar met grote ogen aan, zag haar nog breder glimlachen en samen proestten we het uit.
“Ik? Zomaar naar binnen lopen? Je kent me echt nog niet zo goed, hè?”
“Durf je niet?”
“Durven, durven, dat weet ik niet.
Dat doe je toch niet. Of…?”

En zo is het gekomen dat ik gisteren aan het eind van de middag richting kamer 116 ging. Zo onopvallend mogelijk liep ik op mijn onderlip bijtend langs de receptie. Ik had mijn weekendtas aan de hengsels over mijn schouder gegooid om me zo te verschuilen achter mijn arm en die tas.
Om niet te lang in het zicht van de receptie te moeten staan, volgde ik de pijlen naar de trap, in plaats van te wachten op de lift.
In de lange gang op de 1e verdieping stond een schoonmaakkarretje bij een open deur.
Wat moeten ze nu nog schoonmaken, dacht ik bij mezelf. Dat is toch ’s morgens. Even na elven?
De vreemdste gedachten schoten door mijn hoofd. Controle? Tandenborstels tellen?
Gelukkig kwam ik bij de deur van de kamer. Hoog en kort ademend klopte ik aan.
“Ik kom eraan,” hoorde ik haar roepen.

Ik klopte nogmaals. Nu wat harder en sneller.
“Ja ja, ik ben er al”
Ze opende de deur en over mijn eigen voeten struikelend, viel ik naar binnen.
“En, hebben ze je gezien?”
“Ik denk het wel. Ik weet het niet. Wat is dat karretje in de gang?”
Ze keek even de gang in.
“Is er iets gezegd?”
Ik stond op, nam haar in mijn armen en zag haar lachende ogen. Ik begon te lachen en samen gierden we het uit.

De volgende ochtend, een beetje moe maar voldaan lagen we nog in bed, zei Linda: “Doen we vanmorgen hetzelfde als gisteren?”
“Ja, als jij uitcheckt, dan glip ik snel naar buiten en zien we elkaar bij mijn auto. Daarna gaan we wandelen.”
Door de drukte bij de receptie viel ik in de ochtend niet op en kon ik in een keer door naar de auto.
Met een big smile stond ik op haar te wachten toen Linda ook aan kwam lopen.
“Waar gaan we wandelen?” vroeg ze.
“Ik ken een wandelroute langs de rivier aan de andere kant van de stad. Moeten we wel een klein stukje voor rijden.”
“Prima, rij je dwars door de stad, of neem je de snelweg?”
“Dat maakt niet heel veel uit. Over de snelweg is langer, maar het rijdt ook wat vlotter.”
“Kan je de snelweg nemen? Dan kunnen we nog even stoppen bij het tankstation. Ik moet alweer naar de wc.”
“Dat is goed, dan ga ik ook nog even.”

In het tankstation had de wc natuurlijk een draaihekje als moderne strenge toiletjuffrouw.
“Heb jij geld?” Vroeg Linda, “Mijn geld ligt nog in je auto.”
“Het mijne ook. Ik heb hier alleen nog 50 cent.” En ik tover een muntje uit mijn broekzak.
“Zal ik mijn geld even halen?” vroeg ik.
Weer zie ik die glimlach op haar gezicht verschijnen.
“Nee, laat maar. Kom maar achter me staan.
Nee, dichter. Echt tegen me aan.
Zoals je anders ook graag doet.
Zo ja.”
“Ja, en nu?” vraag ik.
“Samen naar voren en als ik tegen het hekje sta, doe jij het geld in de gleuf.”
“Dat gaat toch niet. Dat past nooit.”
“Ja hoor. Let maar op.”

Terug in de auto giechelden we het weer uit.
“Wat ben je ook een dondersteen hè, Linda. Die kant ken ik helemaal niet van je. Ben je altijd zo?”
“Nou, eigenlijk niet. Als jij bij mij bent, wil ik stoute dingen doen. Misschien dat jij het kind in mij weer naar boven haalt?”
“En jij maakt dat ik nog mee doe ook. En weet je, een beetje geniet ik er ook wel van. Meer dan een beetje.”

Een half uur later wandelden we een wandelroute langs de rivier. Bij een hek leidde de route van de rivier weg.
“Kijk,” zei ik, “de rivier maakt hier een grote bocht en de wandelroute gaat tegenwoordig met een afkorting langs die boerderij in de verte terug naar de rivier daarachter. De oude route blijft het jaagpad, waar we tot nu toe op liepen, volgen tot waar de nieuwe route weer bij de rivier komt. Als we rechtdoor gaan, lopen we over een heel rustig pad en als ik me goed herinner, staat er ook nog een bankje om even te zitten.”
“Maar, kunnen we zomaar doorlopen? Er staat toch niet voor niets een hek?”
“En daar maak jij je na het hotel gisteren druk om. Ik zie opstapjes voor en achter het hek en die zijn er niet voor niets. Dus laten we maar gaan.”

Na tien minuten lopen zagen we het bankje. Het stond tussen struiken wat weg van de rivier en het pad. We liepen al even, dus waren we blij dat we even konden zitten.
Het uitzicht over de rivier verveelde mij al snel. Het uitzicht direct naast me was veel mooier. Linda moet hetzelfde gedacht hebben, want al snel verzonken we in elkaars ogen. Haar hand streelde mijn bovenbeen en mijn hand had de rand van haar blouse al snel gevonden. Mijn lippen raakten de hare.

“Ach Jan, wat jammer nou. Dit jonge koppel kent ons bankje ook en heeft het al bezet.”
Wij verstijfden en keken met een ruk om. Een oude vrouw aan de arm van een al even oude man glimlachte naar ons. Langzaam haalde ik mijn hand onder Linda’s blouse vandaan. Zij legde haar hand weer in haar eigen schoot.
“Kom Greet,” zei Jan, “laten we nog even een ommetje doen. Zo meteen zal ons plekje wel vrij zijn. Dag jongelui.”
Hij gaf ons een knipoog en liep met zijn Greet weg.

Weer lagen we met z’n tweeën in een stuip en toen we wat bijgekomen waren zei ik: “Nou zijn we toch nog bijna betrapt. Goed dat dat gisteren of vanmorgen niet is gebeurd.”
“Oh, nou je het zegt,” zei Linda, “Ik zag de prijslijst van het hotel. Die lag bij de receptie. De prijzen die ze hanteren zijn per kamer, zonder toeslag voor extra personen. Alleen het ontbijt is extra…”


Elke derde dinsdag van de maand komen we met vijf mensen bijeen om de uitwerkingen van een schrijfopdracht te bespreken. De opdracht voor december 2019 was:

Schrijf een verhaal met als thema “Half clandestien”

Foto van Immortal shots via Pexels

Plaats een reactie