Hij hing daar maar aan de wand. De koning had hem in het boudoir van de koningin laten ophangen. In opdracht van haar natuurlijk, de schlemiel. Nu kwam ze elke ochtend voor hem zitten, met steeds weer de zelfde vraag.
“Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand, wie is de schoonste in het land?”
Vroeger kwamen er allerlei mensen langs. Met allemaal hun eigen vragen. En hij had zijn roeping gevonden in het altijd vertellen van die ene speciale waarheid, de waarheid die de vragensteller het liefste wilde horen.
Soms kreeg hij heel lastige vragen: “Zal ik haar ten huwelijk vragen?”
“Zij is lief en haar vader schatrijk. Als hij sterft, erf jij alles. Trouw haar.”
Dat de aanstaande schoonvader nog dertig jaar op Magere Hein moest wachten, deed er niet toe.
En soms kreeg hij heel makkelijke vragen: “Waar heb ik mijn beurs toch gelaten?”
“Je vrouw bewaart hem voor je.” Hij vroeg niet naar de inhoud, toch?
Hij kon gemeen zijn, maar kinderen kon hij geen kwaad doen. Al die jaren had hij steeds weer de zelfde koninklijke waarheid verteld in zijn antwoord op de vraag van de Koningin: In heel het land was zij de schoonste.
Volwassene.
Maar hij was het al een tijdje helemaal zat. Nu het kind geen kind meer was, de laat-puberale trekken plaagden haar stiefmoeder steeds meer, kon het wicht de wereld alleen wel aan. Die ochtend verstoorde hij het evenwicht dat er al zo lang was.
Elke derde dinsdag van de maand komen we met vijf mensen bijeen om de uitwerkingen van een schrijfopdracht te bespreken. De opdracht voor februari 2019 was:
Herschrijf een (deel van een) sprookje uit het zichtpunt van de slechterik.
—
Foto via Pixabay