De tafel in villa MASINI-LUCCETTI
Met zijn vieren zitten we ’s avonds aan tafel. B sluit net het voorlezen uit het manuscript van haar zeer jonge leven af: “…De isoleercel hoefde ik niet opnieuw in. Daar had mijn therapeut me voor behoed.”
Met tranen in mijn ogen heb ik zitten luisteren. Zo jong en al zoveel doorgemaakt.
“Een prachtig deel van je boek,” zegt I, “dat zou ik er zeker in laten.”
“En kan jij nu eens iets uit jouw manuscript voorlezen?” vraagt B.
“Natuurlijk. Jullie weten dat ik anderhalf jaar met PTSS thuis heb gezeten na mijn vrijwilligerswerk na de tsunami-ramp,” begint I. “Dit is een beschrijving van één van de medevrijwilligers. Het is een deel van de intro van mijn verhaal…”
De beschrijving van I schept niet alleen een duidelijk beeld van een van de personen die mee hielp bij de opbouw na de tsunami, het geeft ook een indruk onder welke omstandigheden de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Hoe naast het bouwen van de nieuwe huizen, de lijken met hun babyhuidjes uit het water moesten worden gevist. Hoe het kleine jongetje rond de kist van zijn moeder aan het voetballen was, omdat hij niet beter wist.
“Nu jij, je hebt al verteld van je biografie in dichtvorm. Dat wil ik nu wel eens horen.”
Ik blader door mijn map, pak mijn gedicht “Over hoop” en lees het voor “…Genezen is een utopie want mijn hoofd Blijft over hoop…”
“En jij N? Wat heb jij geschreven?” geef ik het stokje door.
“Vandaag heb ik naast het begeleiden van jullie, niet geschreven. Ik moest nog werken. Maar, ik heb wat anders, iets grappigs uitgezocht. Met een persoonlijk verhaal over mijn chemo of het uitzoeken van de borstprothese wil ik deze fijne avond niet afsluiten. Het lijkt me mooier dit voor te lezen:
De poes had zich knus op mijn schoot genesteld…”
Daar zitten we aan tafel te genieten van onze verhalen. Vier mooie mensen, met ieder voor zich zijn eigen smetje.
Elke derde dinsdag van de maand komen we met vijf mensen bijeen om de uitwerkingen van een schrijfopdracht te bespreken. De opdracht voor september 2017: Neem een spreekwoord of zegswijze in gedachten. (bijv. boontje komt om zijn loontje; als het kalf verdronken is dempt men de put, of zoiets)
Schrijf nu een kort verhaal (max. 300 woorden) waarin dit spreekwoord ‘tot leven komt’ maar ZONDER dat spreekwoord te noemen. Het moet uit het verhaal blijken. Het mag echt of fictief zijn, als gedicht of als proza.
Mijn gezegde: Elk huisje heeft zijn kruisje