Het Lot

20170910_115403De tafel in villa MASINI-LUCCETTI

Met zijn vieren zitten we ’s avonds aan tafel. B sluit net het voorlezen uit het manuscript van haar zeer jonge leven af: “…De isoleercel hoefde ik niet opnieuw in. Daar had mijn therapeut me voor behoed.”
Met tranen in mijn ogen heb ik zitten luisteren. Zo jong en al zoveel doorgemaakt.
“Een prachtig deel van je boek,” zegt I, “dat zou ik er zeker in laten.”
“En kan jij nu eens iets uit jouw manuscript voorlezen?” vraagt B.

“Natuurlijk. Jullie weten dat ik anderhalf jaar met PTSS thuis heb gezeten na mijn vrijwilligerswerk na de tsunami-ramp,” begint I. “Dit is een beschrijving van één van de medevrijwilligers. Het is een deel van de intro van mijn verhaal…”
De beschrijving van I schept niet alleen een duidelijk beeld van een van de personen die mee hielp bij de opbouw na de tsunami, het geeft ook een indruk onder welke omstandigheden de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Hoe naast het bouwen van de nieuwe huizen, de lijken met hun babyhuidjes uit het water moesten worden gevist. Hoe het kleine jongetje rond de kist van zijn moeder aan het voetballen was, omdat hij niet beter wist.

“Nu jij, je hebt al verteld van je biografie in dichtvorm. Dat wil ik nu wel eens horen.”
Ik blader door mijn map, pak mijn gedicht “Over hoop” en lees het voor “…Genezen is een utopie want mijn hoofd Blijft over hoop…”

“En jij N? Wat heb jij geschreven?” geef ik het stokje door.
“Vandaag heb ik naast het begeleiden van jullie, niet geschreven. Ik moest nog werken. Maar, ik heb wat anders, iets grappigs uitgezocht. Met een persoonlijk verhaal over mijn chemo of het uitzoeken van de borstprothese wil ik deze fijne avond niet afsluiten. Het lijkt me mooier dit voor te lezen:
De poes had zich knus op mijn schoot genesteld…”

Daar zitten we aan tafel te genieten van onze verhalen. Vier mooie mensen, met ieder voor zich zijn eigen smetje.


Elke derde dinsdag van de maand komen we met vijf mensen bijeen om de uitwerkingen van een schrijfopdracht te bespreken. De opdracht voor september 2017: Neem een spreekwoord of zegswijze in gedachten. (bijv. boontje komt om zijn loontje; als het kalf verdronken is dempt men de put, of zoiets)
Schrijf nu een kort verhaal (max. 300 woorden) waarin dit spreekwoord ‘tot leven komt’ maar ZONDER dat spreekwoord te noemen. Het moet uit het verhaal blijken. Het mag echt of fictief zijn, als gedicht of als proza.

Mijn gezegde: Elk huisje heeft zijn kruisje

Leeg

Met niemand een klik
maakt mijn dansschoenen werkeloos

Ik op haar
zij niet op mij

Jouw helft ingepakt
straks weg

Geen oor dat luistert
of hand die leidt
Slechts een traan
die ongevangen
op de vloer
te pletter slaat

Het kan anders
ik zie het
ook
alleen
bij mij nog niet

Het is stuk!

“Het is stuk! En het kan nooit meer gemaakt.”
Stampvoetend, met samengeknepen vuisten en met tranen in haar ogen kijkt Grietje naar de delen op de vloer.

Net vorige week had ze het van oma gekregen. Ze had al heel lang willen weten wat er in het doosje in het buffet zat.
Oma had geslikt, was even stil en had toen gezegd: “Dat doosje was van jouw mama. Daar zit haar bosschat in. Jij mag het nu hebben.”
Dagenlang had ze de schat in het doosje met zich meegedragen. Eenieder die ze tegenkwam, liet ze de bosschat zien. Vertelde hoe mooi haar moeder het gevonden had. Wees op de zaadjes die ze had ontdekt. Hoe mooi die in de kegelvormige schat verborgen zaten. Elk tussen drie schubben. Maar ook dat veel zaadjes er niet meer waren.
Toen ze oma wees hoe de schubben aan de onderkant samengegroeid waren, was de schat uit hun handen gevallen. Tientallen zaadjes lagen verspreid over de vloer. De schat was zo uitgedroogd, dat alle zaadjes uit hun schuilplaats gesprongen waren. Het topje was afgebroken.

“Oh Grietje, wat verschrikkelijk naar nou. Die mooie bosschat van mama, stuk gevallen.”
“Oma! Waarom laat je het vallen, de bosschat van mama? Het is stuk! En het kan nooit meer gemaakt. ”
Oma pakt een zakdoek uit haar mouw en veegt de tranen van haar gezicht. “Niet huilen Grietje. Weet je nog de zaadjes die weg zijn? Ik zal je laten zien wat mama daarmee gedaan heeft en wat voor een schat mama werkelijk had. Toen mama nog heel jong was, nog jonger dan jij nu bent, heeft ze haar schat gevonden in het bos. Haar vader, jouw opa, heeft haar verteld wat de schat precies is. Samen hebben ze toen een paar van de zaadjes genomen en daar geplant in de tuin.”
“Waar dan oma? Ik zie alleen de hoge boom.”
“Ga maar eens kijken wat er rond de boom ligt en neem de mooiste maar mee naar binnen.”